brief 11 aan Vincent van Gogh
10 juli 2023
Beste Vincent,
Drijvend op mijn rug tussen de waterlelies in de zwemvijver van mijn Drentse gastonderkomen, dacht ik aan de kunstenaar herman de vries en aan jou. We kijken naar de wereld via de kunstwerken- van onze voorgangers- als vensters die de werkelijkheid openbreken en ons kijken voor altijd veranderen.
Je schreef 12 okt “..dat ik mij vooral hier in Drenthe voel ongeveer als toen ik indertijd voor het eerst het mooie in kunst begon te zien.” Jij en ik zijn ver van huis. Het vertrouwde hebben we in Brabant gelaten om hier in het lege landschap dichterbij een essentie te komen; onszelf te horen praten. Jij praat tegen Theo ,ik tegen jou. Jullie zijn er allebei fysiek niet meer maar jij communiceert nog steeds levendig via jouw geschreven woorden en schilderijen.
“..vroeger maakte ik een deel uit van die natuur, nu voel ik dat zoo niet meer.” Dat zinnetje resoneerde in mijn hoofd drijvend in die vijver en ik zag in gedachten herman de vries zwemmen tussen de waterlelies, naakt lopen in zijn Duitse bos, werkend vanuit en in samenwerking met de natuur. Hij houdt zich juist bezig met die verstoorde relatie tussen de mens en de natuur en tracht kunst en wetenschap met elkaar te verbinden in zijn beeldende poëzie van de werkelijkheid.
Je ging op zoek naar die mensen die wel deel uitmaakten van die natuur in de arme Drentse veengebieden, maar ook tussen de natuur en het geschilderde. “Het is nl noodig goed de rapporten te voelen tusschen de natuur en het geschilderde in het algemeen. Ik heb dat in mij moeten vernieuwen.” Tussen ‘de natuur en het geschilderde’, tussen de natuur en de kunst. Waarom die behoefte om die natuur te verbeelden in de kunst? Of te verbinden met? We kijken via onze leermeesters naar onze omringende werkelijkheid en tegelijk moeten we onze persoonlijke band met die natuur/wereld zien te vinden, opnieuw formuleren en inderdaad in onszelf vernieuwen. Steeds weer opnieuw. Bij ieder nieuw werk. Want er is alleen nu. De natuur beweegt, vernieuwt zichzelf voortdurend en wij mogen meebewegen. Hoe lastig het ook is.
Het alarm kreeg ik niet gestopt en piepte met enige regelmaat in mijn atelier. Ik probeerde te schilderen, dacht aan die kalmte tijdens het schilderen waar jij het steeds over hebt, maar het gepiep jutte me op, kon me niet concentreren.
12 okt: “Dat ik een tijd gehad heb van zenuwachtige, dorre overspanning waarin ik dagen had dat ik het allermooiste buiten niet mooi kon vinden juist omdat ik er me niet in voelde.”
Ik gaf mijn strijd tegen de piep op en besloot naar het Veenpark te gaan in de hoop de plaggenhutten te vinden die jij beschrijft in jouw brief van 14 september. Een prachtige fietstocht die maar niet op hield in de zinderende hitte door weer een ander leeg landschap. Ik werd in het park getroffen, in het nagebouwde dorp, door de foto’s die ik zag van de grote gezinnen die in armoedige omstandigheden leven o.a. in die plaggenhutten die jij hebt gezien. Het hele gezin moest meewerken in het veen, ook de kinderen want de leerplicht bestaat in jouw tijd niet, pas in 1901.
Jouw heden wordt naar mijn heden gebracht en het is maar goed dat we het nu met meer mensen wat beter hebben, althans in Nederland. Ik kroop in de donkere zompige plaggenhut en zag een hedendaagse neergegooide plastic zak krentenbrood liggen. Tegenwoordig kan je als toerist dit soort hutjes huren als Tiny-vakantie-House. Ineens herinnerde ik me dat in de overgang van 2020 naar 2021 ik in zo’n zelfde (peel)hutje zat ergens in Brabant. Weliswaar met een elektrische deken, maar toch primitief op een stretcher waar teveel mensen op gelegen hadden. Het voelt dubbel; jouw tijd naar het heden halen, het kan niet. Moet je het willen? Die arme veenarbeiders waren tegen wil en dank 1 met de natuur in hun plaggenhutjes. Zij konden niet kiezen.
herman de vries
Plaggenhut in Het Veenpark
Plaggenhut in Het Veenpark
Het Veenpark