Brief 13 aan Vincent van Gogh
11 juli 2023
Op 29-06-2023 schreef ik -als artist in residency in Studio ZOOkeeper - mijn dertiende brief als antwoord op de 23 brieven die Vincent van Gogh schreef in 1883 in Drenthe.
Beste Vincent,
Ieder weekend ga ik met de trein naar Den Bosch waar ik woon, en ervaar ik het contrast met de lege landschappen die ik achter laat in Drenthe. Als ik dan weer in het Drentse park in mijn atelier terugkeer, dan ben ik door de afstand in tijd en plaats de (soms meedogenloze) toeschouwer van mijn eigen werk.
Op 16 okt schrijf je aan jouw broer Theo: “Als ik op ongeloof stuit, alleen sta, dan mis ik een zeker iets dat mij knakt in menig initiatief (…) ik verlang in het minst geen vleierij of dat men zou zeggen: ‘Ik vind het mooi’ als men het lelijk vindt, neen ik verlang een intelligente opregtheid die niet geergerd wordt door mislukkingen.”
In Theo vond je jouw gelijke die de intelligente oprechtheid kon laten merken, of misschien was dat het wel jouw ideaalbeeld van hem. Misschien had je de daadwerkelijke dialoog met hem nodig om een neutrale afstand te vinden t.o.v. jouw werk waardoor je positieve aanknopingspunten en bemoedigingen kon vinden binnen jezelf en werk. En wat zijn mislukkelingen? Misschien zijn dat wel eerlijke werken waarin je jezelf kwetsbaar of onmachtig toont. Ik ben zoekende in mijn werkproces hier. Van tevoren had ik wel een kader, maar daarbinnen schuif ik zoals ik je al eerder vertelde waardoor er ruimte komt voor onzekerheid, geklungel, mislukking, het niet weten. Lelijk, mooi, mislukking of niet; het doet er niet toe. We zijn onderweg in het nu.
Later schrijf je:
`..voor zichzelf moet men niet twijfelen, het ligt in de natuur en slechts door niet te veranderen werkt men tegen de natuur in.`
We vergeten door ons denken, ons bewustzijn, dat we zelf natuur of er onderdeel van zijn. Iedere dag veranderen we, bewegen we een stukje verder in de tijd tot het ophoudt en er weer iets nieuws begint. Jij bent op zoek naar oerlandschappen in Drenthe, naar een puurheid -die kennelijk in Brabant niet meer te vinden is in 1883- waarin mens en natuur samenvallen. Inmiddels zijn hier geen plaggenhutten meer (behalve nagebouwde in het Veenpark), is er leerplicht, lijkt de mens de natuur naar de hand te hebben gezet, hoewel de natuur zijn/haar eigen gang gaat en zelf in evenwicht brengt wat door menselijk handelen uit evenwicht is gebracht, of we willen of niet. De verstoring tussen mens en natuur is in jouw tijd kennelijk ook al aan de gang. Ik dacht nog na over jouw engagement met de ‘gewone werkende mens in het landschap’ en wat de kunst daarvoor kan betekenen. Moest in die context denken aan Käthe Kollwitz die 16 jaar is in de tijd dat jij in Drenthe bent. Zij trouwt later met een arts waarmee ze samen in een arbeiderswijk gaat wonen waar ze geïnspireerd door het socialisme indringende portretten maakt van arme mensen. Ze maakt twee oorlogen mee waarin de tweede haar bronzen beelden worden omgesmolten tot wapens. Wat kan de kunst doen om het lot te keren van (maatschappelijk) onrecht. In 2003 heb ik een project gedaan in een asielzoekerscentrum in België in de hoop portretten te laten zien van mensen die er ook niets aan kunnen doen dat zij elders zijn geboren waar het niet veilig is. Niet ver hier vandaan in Ter Apel waar vluchtelingen worden opgevangen hebben mensen heden ten dagen buiten voor de deur moeten slapen omdat er geen plek voor ze was.
Terug naar de natuur. Gisteren heeft Bert Finke me weer rondgereden op plekken waar jij urenlang gelopen hebt in de buurt van Nieuw-Amsterdam richting de Duitse grens, op zoek naar plaggenhutten in oerlandschappen. Het landschap is in 1883 veel leger, maar Bert liet me bomen zien die jij in jonge vorm gezien zou kunnen hebben. Ik teken ze in deze brief als metafoor voor de tijd die ons met elkaar verbindt. “Een mensch die zich niet klein voelt, die niet beseft dat hij een stipje is, au fond wat heeft hij het mis.” (28 oktober)
De gevangenen, ets van Käthe Kollwitz, 1908